Virus
Inmiddels worden we gek van alles dat virus heet, met dank aan corona, maar virusinfecties kennen we bij onze kalveren natuurlijk ook: IBR, BVD, rota, corona , RS, PI3 en ga zo maar door.
Wat maakt een virus nu zo bijzonder;
Daar waar bacteriën en mycoplasma zichzelf kunnen vermeerderen, kan een virus dat niet. Een virus heeft geen “kopieerapparaat” in huis. Een virus bestaat uit een stukje erfelijk materiaal met daar omheen een beschermlaag. Zie afbeelding
1.Spikes 2. Enveloppe 3. Kapsel 4 genoom (erfelijk materiaal)
Aan de buitenzijde van het virus zitten vaak spikes, deze haken vast aan een cel van het slachtoffer. Luchtwegvirussen kunnen zich aan cellen van de luchtwegen hechten, virussen die diarree veroorzaken zullen makkelijker aan darmcellen hechten.
Hoe gaat een virus nu te werk?
Zodra het virus aan de celwand zit vindt er een reactie plaats, waardoor er een verbinding ontstaat tussen de inhoud van de cel en de inhoud van het virus.
Het DNA of RNA van het virus komt nu in de cel van de gastheer. De erfelijke informatie van het virus zorgt er voor dat de cel nu vooral erfelijk materiaal van het virus gaat vermenigvuldigen. Het virus haalt tevens de rem van dit systeem, waardoor er in korte tijd veel virusdeeltjes geproduceerd worden. Uiteindelijk zit de cel “vol” met virusdeeltjes dat deze als het ware uit elkaar barst. Zo komen veel virusdeeltjes vrij, die weer op zoek kunnen naar nieuwe cellen om te infecteren.
Bij 1 kapotte cel in je lichaam zal de reactie van je lichaam nog meevallen. Maar als er duizenden cellen aangetast raken, komen er veel ontstekingsstofjes uit de cel vrij die het lichaam aanzetten tot reactie. Je krijgt koorts, zwelling op de geïnfecteerde plek, pijn en sterkere doorbloeding van het aangetaste weefsel.
Zo’n virus klinkt als een geweldig en niet te remmen deeltje. Gelukkig is de gastheer ook niet gek. Bij het binnenkomen van het virus wordt dit door het afweerapparaat herkend als “lichaamsvreemd”. Direct worden er afweercellen richting het virusdeeltje gestuurd om het op te ruimen. Bij goede afweer en slechts enkele virusdeeltjes zal de gastheer dus niet ziek worden.
Nu worden wij, en ook de kalveren, op zijn tijd wel ziek. Dit kan doordat het afweerapparaat niet goed functioneert, er heel veel virusdeeltjes tegelijk binnen komen of een combinatie van die twee. Dit laatste leek bij een deel van de corona patiënten die op de IC terecht kwamen het geval; zij kregen (vermoedelijk) veel virus binnen, maar werden erger ziek, omdat de afweer niet optimaal functioneerde).
Als er veel virus tegelijk binnen komt, zal de snelle afweer niet al het virus kunnen opruimen. Een andere vorm van afweer zal nu inspringen. Deze afweer zal gericht kijken naar welke eiwitten er aan de buitenzijde van het virus zitten. Hier worden nu antilichamen tegen aangemaakt. Zo snel deze antilichamen in het bloed komen gaan ze gericht op zoek naar dit virus. Ze hechten aan virusdeeltjes en trekken andere afweercellen aan die de wand stuk maken, waardoor het virus niet langer functioneert.
Ook een enting of vaccinatie werkt op deze manier. Een mRNA vaccin bevat een stukje RNA, in het geval van het coronavaccin is dit een stukje van het spike-eiwit. Het vaccin bootst de werking van het virus na, echter in plaats van het volledige virus te laten maken door de gastheercellen, wordt alleen het stukje eiwit aangemaakt van de wand. Dit gebeurt zodra het vaccin wordt toegediend. Het oplosmiddel van het vaccin zorgt voor een sterke afweerreactie, zodat het afweerapparaat flink aangewakkerd wordt en gelijk begint met het aanmaken van afweerstoffen tegen het viruseiwit. Het lichaam leert in feite het virus te herkennen.
Zo snel de gastheer weer in contact komt met het virus, zullen herinneringscellen binnen enkele dagen de productie van specifieke afweercellen weer activeren. Op deze manier kan het lichaam bij een echte infectie veel sneller reageren en het virus veel sneller opruimen. Dit geldt voor Corona, maar natuurlijk ok voor de vaccinaties die we bij onze kalveren in kunnen zetten.
Tot slot; bij het kopiëren van het erfelijk materiaal kan er een “foutje” ontstaan, er hoeft immers slecht 1 letter uit de lange reeks te veranderen. Zo kunnen er een nieuwe varianten van hetzelfde virus ontstaan. Een deel van de tijd is dit geen probleem, omdat het eiwit waar de weerstand tegen is aangemaakt er net zo uit blijft zien, de afweercellen blijven hun werk doen. Verandert het eiwit van het kapsel veel dan zal het virus niet herkend worden en dient het lichaam een nieuwe afweer te ontwikkelen tegen dit virus. Dit vergt tijd en hierdoor kan een nieuwe variant zich makkelijker verspreiden en overleven.